top of page
blogs
Search

Zijn die snelle groeiers wel nodig? - Sandra Phlippen

  • Frans M. Donders
  • Sep 29, 2015
  • 3 min read

Sinds Neelie Kroes in binnen en buitenland op de trom slaat over Nederland als vestigingsplaats voor snelle groeiers, weergalmt die term overal. Nergens hoor je een kritische vraag zoals: waarom hebben we snelle groeiers eigenlijk nodig? Is een grote firma (resultaat van snelle groeier) wel beter dan vele eenpitters? Kan een grote ‘incumbent’ waarin ondernemende werknemers zitten niet op zijn minst even productief zijn?

Het ministerie van Economische Zaken dat de snelle groeiers en de StartupDelta in gang heeft gezet, heeft zijn antwoord wel degelijk klaar. Snelle groeiers is het antwoord op de innovatieparadox in Nederland. Die paradox wil zeggen dat Nederland wel hoog scoort in het aantal ondernemingen dat start, maar er komen relatief weinig innovaties uit voort die markten openbreken. In plaats daarvan blinken we uit in het ondernemen om gelukkig te worden, geen loonslaaf meer te zijn.

Dat beleid inzet op snelle groeiers, is een logisch streven dat subsidie rechtvaardigt. Dat werkt zo: snelle innovatieve groeiers creëren werkgelegenheid en innovaties genereren positieve effecten die het individuele bedrijf overstijgen. Omdat de bedrijven aan deze positieve effecten voor de samenleving zelf niets verdienen, hebben ze de neiging om er minder in te investeren. De gedachte achter subsidie is dat het bedrijven overhaalt om toch om te investeren in groei en innovatie.

Maar tegenover deze vurige beleidswens om een voedingsbodem voor snelle groeiers te creëren, zien we een samenleving met daarin twee trends. Deze twee trends wijzen duidelijk in een andere richting.

De eerste heeft te maken met voorkeuren van mensen. Beleid kan nog zo goed doordacht zijn, maar als mensen andere preferenties hebben, is het beleid gedoemd te falen. Er is een overduidelijke voorkeur van steeds meer Nederlanders om zzp’ers te zijn. In 2020 verwacht het Centraal Bureau voor de Statistiek dat een op de vijf werkende Nederlanders eenpitter zal zijn. Eenpitters zijn vaak gelukkiger en tevredener dan werknemers, zelfs als ze daardoor minder verdienen. Economisch bezien is dit geheel logisch. Mensen werken deels vanwege inkomen, waarmee zij datgene kunnen consumeren dat hen gelukkig maakt. Doordat het ‘eigen baas zijn’ ook gelukkig maakt, accepteren zzp’ers lagere tarieven.

De tweede trend is er een waarin transacties steeds goedkoper worden door ICT-oplossingen. Een transactie is een ruil. Denk bijvoorbeeld aan een markt waar een product wordt geruild tegen geld. Of aan een organisatie waar werkgever en werknemer loon uitruilen voor arbeid. De klassieke theory of the firm laat zien dat hoe lager de kosten van een transactie, hoe vaker de markt een meer efficiënte manier is om te ruilen dan via een organisatie. In het geval van ondernemerschap staat de ‘markt’ voor het verlenen van een opdracht aan een ondernemer in plaats van een opdracht aan een werknemer in loondienst. ICT maakt de markt steeds vaker de optimale plaats voor een transactie. Als je dit doordenkt voor grote aantallen transacties in een economie, dan zie je een economie opdoemen die steeds minder bestaat uit grote organisaties met mensen in loondienst en steeds meer uit ‘markten’ (of netwerken) van zelfstandigen.

Als deze twee trends inderdaad doorzetten dan kunnen we ons de vraag stellen waarom snelle groeiers eigenlijk nodig zijn? Als transactiekosten in de toekomst nog verder naar beneden kunnen dan zullen taken nog verder kunnen worden opgesplitst en zal het lonen voor mensen om zich in die taken te specialiseren. De vraag is dan of complexe producten, diensten en innovaties even efficiënt of efficiënter kunnen worden geproduceerd in netwerken van zelfstandigen dan in organisaties.

Anders gezegd: hoe ziet een optimaal ecosysteem eruit? Een ecosysteem waarin ondernemers zich kunnen ontwikkelen hoeft niet per se snelle groeiers voort te brengen. Het doel van een ecosysteem zou moeten zijn om ondernemerschap de ruimte te geven op een zo efficiënt mogelijke manier. Het antwoord daarop is nog een open vraag. Het kan een omgeving zijn waarin snelle groeiers voorkomen en waarin ook snel failliet kan worden gegaan. Het kan ook een netwerk van eenpitters zijn die zo soepel op elkaar zijn ingespeeld dat zij als een hyperflexibele grote firma functioneert. Of het kan een ecosysteem binnen een grote onderneming zijn waar werknemers maximaal ‘eigen baas’ kunnen spelen.

Sandra Phlippen is hoofdredacteur van het economische vakblad ESB, onderdeel van de FD Mediagroep.

 
 
 

Comments


volg ons ook op
  • Facebook B&W
  • Twitter B&W
  • YouTube B&W
  • LinkedIn B&W
  • Blogger B&W
  • Facebook B&W
  • YouTube B&W
  • Twitter B&W

© 2015 groninger model & gouden route by value050 & cube050  -  Kadijk 1  - 9747 AT Groningen  -  +31 (0)622792395  -  contactpagina

bottom of page